Op 9 december 2024 voorgedragen tijdens de door Adelbert Venray en het Literair Café Venray georganiseerde lezing van Ingmar Heytze in De Baank in Leunen.
.
De bron
Die dichter, waarom zegt hij dat wat hij
te zeggen heeft niet zo dat alle mensen
het snappen? Waarom die verwarde brij
van woorden die slechts weinigen zich wensen?
Steeds compliceren, vindt hij dat soms leuk?
Dat metrische uitmelken van maniertjes.
Die hele, zogenaamd verheven meuk.
Dat dwepen met mysteries en delieren.
Alsof hij dingen te verbergen heeft.
Geheimen die zich hechtten aan zijn lever.
Of dat een code door de woorden zweeft.
Of is het domweg speels en dol gezever?
Mij dunkt dat laatste niet of meestal niet.
Ik meen dat dichters naar iets geestrijks vorsen,
een soort van nectar die voortdurend vliet,
maar waar wij desondanks naar blijven dorsten.
Want lang geleden rees er dat geloof
in sferen die voorbij de onze liggen
en zo ontstonden uit een bijgeloof
de godendiensten die ons mede stichtten.
Veel dichters onderkennen het niet meer,
maar zijn, denk ik, de ware erfgenamen
van dat iets dat de rede transcendeert,
en slaken daarom glad, maar vaag gestamel.